11. Aanslag

Meneer de Groot trekt verbaasd aan een plastic tas die uit zijn postvak puilt. Wanneer de plastic tas naar buiten glijdt valt er meteen een andere tas op de grond. Er rollen vuurpijlen, strijkers en allerlei illegaal vuurwerk op de grond. Meneer de Groot bukt en stopt alles terug in de tas. Waar komt dat vandaan, wat moet hij hiermee? Wanneer hij opstaat  staat hij opeens recht tegenover de directeur meneer Blaas.
“Meekomen de Groot” zegt hij, “Ik hoop dat je hier een goede verklaring voor hebt.”

“Kijk” roept Tommie, “meneer de Groot moet nakomen!” Hij lacht. Iedereen kijkt en ziet meneer de Groot met snelle passen achter Baas Blaas aanlopen. Blaas heeft twee plastic zakken vast en ziet er woedend uit.
“Jaha, die is er gloeiend bij!” Tommie slaat met zijn vuist in zijn andere hand. “Daar gaan klappies vallen” glundert hij.
Iedereen lacht. Dan vallen ze allemaal stil. Meneer de Groot heeft omgekeken en hij ziet er een beetje ongelukkig uit. Hij stopt. Loopt weer door, stopt weer draait zich om en zegt:
“Ga naar het lokaal, ik kom iets later. Begin maar met lezen van paragraaf 3 hoofdstuk 4.”
De leerlingen kijken elkaar verbaasd aan.
“Er is echt iets” zegt Vivian, “Zielig, toch”
“Ik wist dat toch niet” zegt Tommie, “Ik maakte maar een geintje.”
“Misschien krijgt hij slecht nieuws en dan maak jij grapjes” valt Klaartje Vivian bij. “Je moet eens een keer nadenken voor je iets zegt.”
“D’r is niks” zegt Soufiane ongemakkelijk.
“Nee,” vult Wout aan, “dat weten wij toevallig.” De bel gaat en ze lopen langzaam de trap op naar het geschiedenislokaal.

“Wat is dit voor kabaal?” mevrouw van Son, de coördinator van de brugklas kijkt vanaf de deur het lokaal in.
“Meneer de Groot is bij de directeur en wij moesten lezen maar dat is al af” legt Jos uit.
“Ja, allang” vult Tommie aan terwijl hij zijn schoenen aan doet.
“Hoezo zit jij half onder je tafel?” vraagt mevrouw van Son.
“Ik doe mijn schoenen aan. We deden badminton met de gum van Peter-Jan en met onze schoenen als racket” antwoordt Tommie.
“Dat lijkt me een heel slecht idee” zegt mevrouw van Son.
“Klopt,” geeft Tommie toe, “het gaat haast niet die gum is te klein.”
Mevrouw van Son zucht.
“Het is een slecht idee omdat jullie wel wat beters te doen hebben dan herrie maken. Ik zit in gesprek in teams en dan horen mensen op de achtergrond jullie lawaai. Dat maakt een hele slechte indruk.” Mevrouw van Son loopt het lokaal in.
“Jullie hebben vast wel iets anders te doen. Tot meneer de Groot terug is wil ik geen lawaai meer horen!”
Klaartje steekt haar vinger op. “Mogen wij op de gang de presentatie voor Duits oefenen?”
En Vivian vraagt of ze verder mogen met iets leuks bedenken voor de laatste dag voor de kerstvakantie.
“Kun je dat niet beter doen tijdens het mentoruur?” vraagt mevrouw van Son.
“Nee,” protesteert Jos, “We willen onze mentoren juist verrassen. Juf Tikken en meneer de Groot mogen het niet weten. Ze weten nog niet of er iets van een kerstviering mag dit jaar door corona. Daarom willen we sowieso iets doen om hun te bedanken.”
Mevrouw van Son glimlacht. “Lief” vindt ze. “Maar zorg ervoor dat je ergens gaat zitten dat niemand er last van heeft. Dan mag je ook in de mediatheek gaan zitten of in de leeshoek.” Mevrouw van Son loopt naar het bureau,
“Oké, ik vertrouw erop dat jullie serieus aan de slag gaan met iets. Je huiswerk, iets oefenen of iets voorbereiden” Ze legt een vel papier op het bureau met een potlood. “Hier schrijf je op waar je zit en met wie en wat je daar aan het doen bent. Niet meer als drie leerlingen bij elkaar en: rustig!” Ze wijst naar Vivian “Noem wat jullie gaan doen maar project X. Dan hoef je niks te verraden.” Mevrouw van Son gaat het lokaal weer uit. Tof, ze mogen zelf weten wat ze doen.

Tommie trekt meteen zijn schoen weer uit. “Wie nog een potje?” vraagt hij.
“Nee” zegt Peter-Jan, “Je gaat het nu niet verpesten.” Iedereen knikt.
“We gaan effe serieus iets leuks bedenken voor kerst.
“Hapjes maken” zegt Meltem.
“Oke, goed plan. Wat nog meer?” Peter-Jan kijkt vragend rond. “Iets van muziek?”
Vivian zegt dat ze wel iets wil zingen, maar niet alleen.
“Wie zingt er mee?” vraagt Peter-Jan.
“Ik” zegt Klaartje, “samen met Jos.”
“Ik? Ik kan helemaal niet zingen.” Vivian staat op, loopt naar het bureau en schrijft ‘project x, meisjes-wc, Klaartje, Jos en Vivian’.
“Kom mee in de wc galmt het lekker” zegt ze en neemt Jos en Klaartje mee de klas uit. Gijs wil met Tommie aansluiten bij Meltem en Karlijn om hapjes te verzinnen maar die willen dat niet dus zijn er twee ‘hapjes-groepjes’. De rest van de klas gaat ook zachtjes aan het werk, sommigen op de gang en sommigen inderdaad in de leeshoek. Alleen Soufiane en Wout zitten een beetje beteuterd naast elkaar.

Na een kwartiertje komt meneer de Groot het lokaal in. Hij is verbaasd dat het relatief rustig is. Hij geeft meteen iedereen een compliment. Dan ziet hij het papier op zijn bureau. Hij zet zijn bril af en poetst de glazen met een punt van zijn ruitjesbloes.
“Peter-Jan, ga jij iedereen even waarschuwen dat over precies èèn minuut de les begint! Ik heb een belangrijke mededeling.”
Peter-Jan gaat het lokaal uit, waarschuwt de kinderen in de gang en loopt naar de leeshoek. Dan bedenkt hij ineens wat hij nu eigenlijk moet doen. Ja, hallo. Hij gaat niet de meisjes-wc in. Daar moet de Groot maar een meisje naar toe sturen. Dan hoort hij ineens Vivian zingen, de rillingen lopen over zijn rug. Zo, die kan zingen! En die tweede stem is ook mooi. Wacht eens dat is een heel oud nummer van Adèle. Dat kan hij op de piano spelen. Maar die tweede stem, die moeten eigenlijk alleen de tweede en de vierde regel meezingen, dat is mooier. Voor hij het weet staat hij in de meisjes wc. Klaartje geeft een gilletje. Oh ja. Shit nu staat hij toch binnen in een meisjes toilet. Voor schut!
“Jullie moeten komen” zegt hij en loopt vlug weer de wc uit. De meiden komen achter hem aan en dan, hij kan het niet laten vraagt hij of hij ze zal begeleiden op een keyboard. Tot zijn verrassing zijn ze meteen enthousiast en ze spreken meteen af wanneer ze gaan oefenen.

“…en dus heeft meneer Blaas gezegd dat er geen sprake kan zijn van kerstvieringen zolang de dader zich niet meldt” horen ze meneer de Groot zeggen als ze de klas inlopen. Ze staan teleurgesteld stil en Peter-Jan kijkt vragend naar Tommie.
“Een of andere debiel heeft vuurwerk in het postvak van meneer de Groot gelegd. En nou mag er in de hele school niks leuks meer” roept Tommy van achter uit de klas.
“Nou, nou,” zegt meneer de Groot, “zo heb ik het niet gezegd.” Hij poetst alweer zijn bril. “We zouden vanmiddag vergaderen over wat we zouden kunnen doen met kerst in verband met corona. Maar alles is opgeschort. Tot we weten wie de dader is” meneer de Groot zucht.
“Als de dader zich vandaag niet meldt moeten we de politie inschakelen. Meneer Blaas denkt dat het een aanslag is gericht op mij persoonlijk.” De bel gaat maar iedereen blijft rustig zitten. Meneer de Groot zucht nog een keer diep.
“Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier op school mij kwaad zou willen doen. Mijn lessen zijn soms misschien saai maar een aanslag…”
“Die daders hebben het vast niet zo bedoeld” roept Wout met tranen in zijn ogen.
“Nee! Misschien hebben ze het zomaar juist bij u erin gestopt omdat ze niet wisten wat ze moesten doen!” zegt Soufiane.
“Ik wou dat het waar was. Maar dit is echt heel zwaar vuurwerk, als dat ontploft was…” Meneer de Groot pakt zijn tas,
“Tot donderdag” zegt hij en loopt de klas uit. Iedereen praat opgewonden door elkaar. Ze pakken hun spullen om naar de volgende les te gaan. Alleen Tommie blijft zitten. Hij kijkt naar Wout en Soufiane die kijken betrapt terug.
“Je zei daders. Niet dader maar daders” zegt hij nadenkend.

“Ja” zegt Wout. “Ja” zegt Soufiane. “Ja, ja” zegt Tommie….”Ja, ja!”