3. Alweer te laat

Klaartje is alweer te laat. Voor ze naar school gaat brengt ze altijd haar kleine broertje Sep naar de opvang. Niet zomaar een opvang maar een speciale, voor kinderen met ‘special needs’. Dat betekent gewoon dat er allemaal kinderen zijn met een handicap. Eigenlijk zou Sep dit jaar naar een gewone basisschool gaan. Dan had Klaartje hem niet hoeven brengen en had hij samen met mamma haar jongere zusje en de tweeling naar school kunnen gaan. Maar omdat er Corona was en daardoor allerlei andere toestanden, kon Sep daar voorlopig nog niet naar toe. Hij is al vijf maar in zijn doen en laten lijkt hij nog het meest op een kind van twee. Voor de school was dat teveel gedoe. Ze hopen dat Sep na de kerst vakantie wel gewoon naar school kan.

De moeder van Klaartje werkt iedere ochtend en drie avonden in de week. Ze heeft niet genoeg tijd om eerst naar de basisschool te gaan en daarna ook nog Sep weg te brengen. Daarom doet Klaartje dat. Vorig jaar bracht haar moeder Sep weg en gingen alle kinderen samen met Klaartje naar school, dat kon omdat Klaartje toen op dezelfde school zat.
“Als ik jou toch niet had.” zucht haar moeder vaak verdrietig. Met vijf kinderen en geen man is het leven duur. Ze is heel zuinig en daardoor kunnen ze in het huis blijven wonen. Klaartje snapt dat ook wel. Maar veel dingen kunnen daardoor niet. Ze zijn, sinds haar vader twee jaar geleden is overleden, niet meer op vakantie gegaan. Haar moeder koopt vaak bij de kringloopwinkel. Het is maar heel soms dat Klaartje echt iets nieuws krijgt. Gelukkig krijgen ze vaak kleren van haar tante. Haar nichtjes zijn net iets ouder en dragen gelukkig vaak echt leuke kleren.

Klaartje heeft net Sep uit zijn jasje geholpen, zijn tas aan zijn eigen kapstok gehangen en voor de honderdste keer gehoord dat ‘Olliefhantje’ zijn lievelingsdier is. Het plaatje boven zijn kapstok is een olifant, op zijn tafeltje zit hetzelfde plaatje geplakt. Iedere dag is ze toch weer vertederd als Sep zegt: “Oh, O-Lief. Ollie-lief-hantje.” De juf staat bij de deur in een oranje afgebakend vak. Ze geeft sinds corona, niet meer iedereen een hand maar iedereen die binnenkomt gaat even tegenover haar staan in een groen gekleurd vak om goeiedag te zeggen. Vandaag duurde het weer eens veel te lang en daarom fietst ze nu keihard terwijl ze weet dat ze het lang niet gaat halen. Straks krijgt ze ook een mentorgesprek. Juf Tikken zal er wel over beginnen. Wat moet ze zeggen. Haar moeder zegt altijd dat ze de vuile was niet buiten moet hangen. Dat betekent dat ze stil moet zijn over alles wat er thuis niet goed gaat. Juf Tikken vindt haar toch al zielig. Iedereen vindt haar zielig. Arme Klaartje denken ze, ze ziet het heus wel. Ze wil niet zielig zijn. Ze wil gewoon zijn. Straks weet ook nog eens de hele school dat ze voor haar gehandicapte broertje moet zorgen. Dan is ze nog zieliger. Ze smijt haar fiets in het rek en rent de school in.

Zie je wel. Haast niemand in de aula. Alleen Jos zit op een bankje bij de plantenbak. Ze kijkt niet blij. Ook te laat zeker. Nou ja. Dan is ze niet de enige die te laat is, kunnen ze samen een te-laat-briefje halen.
“Heb jij het ook gemist?” vraagt Jos. “Gemist?” vraagt Klaartje nog buiten adem van het haasten.
“Biologie valt uit. We hadden het eerste uur vrij.” zegt Jos. “We hadden een uur langer in bed kunnen blijven.”
“Oh,” zegt Klaartje, “ik dacht dat ik te laat was. Nu ben ik te vroeg.” Ze lacht, “De eerste keer deze week dat ik op tijd ben.”
“Ja,” ontdekt Jos, “jij bent best vaak te laat.” Klaartjes gezicht betrekt. “Ik bedoel er niks mee, hoor.” zegt Jos vlug, “Ik bedoel, het valt me nu pas op. Omdat je het zegt.” Klaartje ploft naast haar op het bankje.
“Ik moet mijn broertje naar school brengen, daar komt het door.” Ze zucht, verder zegt ze er maar niets meer over.
“O,” zegt Jos, “Hoe oud is hij?”. Als ze hoort dat Sep pas vijf is, is ze helemaal jaloers en vindt ze het alleen maar schattig.
“Hij is ook schattig, ik ben dol op hem.” zegt Klaartje. Dat is ook zo. Ze is dol op hem maar ze kan hem ook wel achter het behang plakken af en toe.

“Ik ben nog gewend dat we met z’n drieën alles regelen.” zegt Jos. “Dat we elkaar waarschuwen op de app als er zoiets is. Maar ja.” Tranen springen ineens in haar ogen. Klaartje zet haar tas neer en legt haar hand op de arm van Jos.
“Wat is er dan? Jij was toch altijd met Meltem en Karlijn?”
“Ja, wàs!” zegt Jos met opeens een snik in haar stem. “Ik weet ook niet. Wij zaten samen in groep acht en al meer dan een half jaar zijn we echt bff’s omdat we samen naar deze school gingen. Maar toen ineens gingen ze zonder mij naar school en kijken ze me niet meer aan.”
“Hoezo, waarom dan?” vraagt Klaartje.
“Ik weet het niet.” zegt Jos, “Echt niet. We hebben geen ruzie gehad ofzo. Niks. Ik snap het niet.”
“Heb je het gevraagd?” zegt Klaartje.
“Ja, maar toen zei Meltem dat drie teveel is en dat ik alleen maar loop te stalken. En toen zei ze ook nog dat ik een jongensgek ben. Ik. Een jongensgek.” Verontwaardigd blaast ze haar pony uit haar ogen. “Ik heb nog nooit verkering gehad. Wil ik ook niet. Ik snàp het niet.”

“Laat ze lekker in de stront zakken.” vindt Klaartje. “Dan fiets je straks toch met mij mee.” Ze fronst. “Ik moet wel de andere kant op maar het eerste stuk kunnen we samen fietsen.” Ze kijkt naar Jos. “Als je wil hoor.” Ze realiseert zich ineens dat ze Jos eigenlijk maar amper kent. Ze zitten nu wel een paar weken bij elkaar in de klas maar best ver uit elkaar en ze hebben ook nog niet bij elkaar in een groepje gezeten. “Ik wil me niet opdringen.” zegt ze er nog vlug achteraan.

“Nee, ja. Leuk” zegt Jos. Ze weet eigenlijk niets over Klaartje, eigenlijk alleen dat haar vader gestorven is. Bastiaansen had daar vorige week nog heel lomp over gedaan.
“Zullen we het project van tekenen/handvaardigheid samen doen?” vraagt ze dan. Voor tekenen/handvaardigheid moeten ze een vogelhuisje maken. Dat mag in tweetallen maar je mag het ook alleen doen. Ze moeten er iets creatiefs mee doen. Leuk beschilderen of apart vormgeven. Jos is heel goed in tekenen en heeft altijd heel veel ideeën. Maar zagen en timmeren gaat haar niet zo goed af. “Jij werkt toch ook alleen?”.
“Ja, goed.” zegt Klaartje, “Ik ben alleen niet zo creatief. Wanneer ze zomaar zeggen: ’Maak maar iets’ ik weet niet. Ik kan dat niet. Ik moet een duidelijke opdracht hebben, liefst gewoon een werkblad” Jos pakt een schrijfblok uit haar tas. Ze maakt een schetsje van een huisje. Klaartje vindt het meteen al leuk.
“Nee, saai.” zegt Jos en tekent druk verder en onder haar handen ziet Klaartje echt iets leuks ontstaan. Gaaf. Echt gaaf.
“En dan plakken we het vol boomschors.” bedenkt ze.
“Ja!” roept Jos, ze tekent snel verder.
Klaartje denkt na: “Maar hoe groot wordt dit stuk want het gaatje moet iets meer als drie centimeter zijn dus…” Samen bedenken ze hoe het verder moet en de tijd vliegt.

“Zo,” zegt Jos, “dit was het huiswerk voor de volgende les en eigenlijk hoefden we alleen een voorlopige schets te laten zien. We zijn een goed team.” Langzaam wordt het drukker in de aula. Ze kijken elkaar tevreden aan. “Ik fiets straks met je mee. Goed?”