Help we moeten in groepjes werken!

Veel leerlingen kunnen er tegenop zien om in groepjes te moeten werken. Als ze worden ingedeeld door de docent zijn ze bang voor de samenstelling van die groep, als ze zelf mogen kiezen zijn ze bang verkeerd te kiezen of om buitengesloten te worden.

Tijdens het uitvoeren zijn er weer andere angsten. Straks moet ik alles alleen doen. Straks gaat hij weer de baas spelen. Straks gaat zij weer de hele tijd grappig zitten doen. Straks krijgen we allemaal een slecht punt (Remmerswaal, 2015).

Deze werkvorm kan meerdere lessen beslaan. Ook is het mogelijk om steeds een gedeelte uit te voeren tijdens een (mentor)les.


Doel

  • Het doel is vooral gericht op het reflecteren op het eigen functioneren in een groep.
  • Leerlingen leren  verschillende rollen herkennen die in veel groepen aan te wijzen zijn.
  • Verbetering van de samenwerking

Werkvorm placemat

Verdeel de klas in groepjes van vier. Dat kan snel en handig via het digibord of via https://basisonderwijs.online/digibordtools/html5/groepjesmaker.html.

Ieder groepje krijgt een A-3 vel met in het midden een rechthoek. Vanuit de hoeken van de rechthoek lopen lijnen naar de hoeken van het vel. Voor een sjabloon klik hier.

Leerlingen wordt gevraagd om ieder een vak in te vullen met een lijstje waarop staat waar ze tegen opzien wanneer ze in groepjes moeten werken. Waar zijn ze bang voor? Ze doen dit individueel en in stilte. Het rechthoekige vak in het midden blijft vooralsnog leeg.

Daarna gaan ze om de beurt in het groepje hun lijst voorlezen zonder dat het groepje hierop commentaar geeft of hierover oordeelt. Wanneer iedereen geweest is maken ze in het groepje een top 3 van de meest belangrijke of meest gedeelde zorgen. Deze top 3 schrijven ze in het middelste rechthoekige vak.

In de klas nabespreken en de top 3 van elk groepje kort op het bord zetten. Afsluitend hierbij de vraag stellen: Wat/wie is eigenlijk het/de enige waarop je daadwerkelijk invloed kunt hebben?

Het antwoord moet zijn: jezelf en je eigen gedrag.

Survey

Hierna kun je nog een survey houden bv met behulp van het digibord (bv socrative).De leerlingen vullen hun mate van ‘bezorgdheid’ of ‘stress’ in de volgende situaties:

  • Ik mag mijn partners zelf kiezen voor een kortdurend project
  • Ik mag mijn partners zelf kiezen voor een langdurend project
  • Ik mag mijn partners niet zelf kiezen voor een kortdurend project
  • Ik mag mijn partners niet zelf kiezen voor een langdurend project
  • De docent maakt groepjes
  • Het toeval bepaalt groepjes

De uitkomsten hiervan met de klas bespreken. Leerlingen ook meegeven dat wanneer ze stress ervaren dit ook een positieve kant heeft: het betekent dat ze het in elk geval iets kan schelen.

Rol in de groep

In een groep zijn vaak duidelijke rollen (Belbin, 1992 en Yeh, 2010) te onderscheiden.

Groepsrollen

Rollen die bijdragen aan een goede samenwerking:


De Onderzoeker Houdt van afwisseling, brengt nieuwe ideeën in, lost graag moeilijke problemen op, wil dingen goed aanpakken, deelt graag informatie, gaat graag op zoek naar nieuwe informatie.  De Creatieveling Houdt van complexe problemen oplossen, zegt wat hij denkt, werkt graag solistisch, houdt van rust, creatief, houdt niet van deadlines.  
De Sfeerbewaker Lost graag problemen op, zorgt voor een goed groepsgevoel, houdt van een grapje.  De Procesbewaker Komt graag door overleg tot een besluit, zet graag anderen aan het werk, houdt van een duidelijke structuur, wil graag weten waarom anderen denken wat ze denken.  
De Brainstormer Heeft een heleboel ideeën en wil die graag met anderen delen, houdt ervan om out-of-the-box te denken en wil graag vernieuwen.De perfectionist Wil alles zo goed mogelijk doen en alles zo netjes mogelijk afwerken, heeft oog voor details en vindt het prettig wanneer alles nauwkeurig en precies gebeurt.  

In een groep zijn ook rollen die samenwerken bemoeilijken.

De Eenling Werkt liefst alleen, werkt onafhankelijk, vindt het lastig om te overleggen, zondert zich af.De Onverschillige Maakt het allemaal niets uit, is niet gemotiveerd hebben weinig of geen belangstelling, is niet betrokken en neemt een apathische, achteloze houding aan.  
De Kletskous Praat veel en langdurig, babbelt over van alles en nog wat en vaak heeft het niet te maken met de opdracht.De Criticus Heeft overal (negatieve) kritiek op, vindt niets goed, ziet alleen maar wat er niet goed is aan iets, is snel ergens op tegen en heeft de neiging alles af te keuren.  
De Afleider Is snel afgeleid, kan zich moeilijk concentreren, leidt anderen af, houdt zich met van alles bezig maar niet met de taak, haalt ook anderen uit zijn concentratie.  De Blamer Geeft anderen de schuld, neemt geen verantwoordelijkheid, kan er niets aan doen omdat anderen niet werken.
De wegloper Verliest al snel zijn belangstelling en gaat weg zonder overleg of toestemming.De Baasspeler Is dominant, zegt voortdurend anderen wat ze moeten doen en hoe ze het moeten doen, overlegt denkt alles beter te weten, geneigd om bevelen te geven gedraagt zich dominant.  

Voor een printversie van de groepsrollen klik hier

Geef elk groepje een vel met deze kaartjes, laat ze de kaartjes uitknippen en vragen beantwoorden over deze rollen.

Mogelijke vragen voor elk kaartje:
– Kies drie rollen die wel goed bij je passen. Waarom passen deze zo goed? Welke rol past jou het beste? Waarom?
– Kies drie rollen die niet bij je passen. Waarom passen deze rollen absoluut niet bij jou?
– Vraag je af of de positieve rollen altijd positief zijn. Wanneer wel en wanneer niet?
– Vraag je af of de negatieve rollen wel zo negatief zijn. Wat kan er positief aan zijn? In welke situaties bij voorbeeld?
– Met welke van de rollen heb jij moeite wanneer je in een groepje moet samenwerken? Hoe komt dat? Hoe reageer jij dan?

Werken met casussen

Een mooie vervolgopdracht die een en ander naar de praktijk haalt is het werken met een casus. Leerlingen eventueel opnieuw in nieuwe groepjes verdelen.

Ieder groepje krijgt een casus die ze moeten bespreken. Ze moeten aan de hand van de casus  een rollenspel voorbereiden.
Wat zouden zij doen in zo’n soort situatie en wat kunnen daarvan de gevolgen zijn? Ze kunnen gebruik maken van de groepsrollen uit de vorige werkvorm Ieder groepje laat zien wat ze bedacht hebben.

Een andere manier om met de casussen te werken is leerlingen in een groepje de casus laten bespreken en hun ideeën opschrijven. Vervolgens bespreken met de hele klas.

Voor een printversie van de casussen klik hier.

1.
Je bent de hele week aan het proberen om goed aan de groepsopdracht te werken. Iedere keer als jullie de kans krijgen om op het leerplein aan de slag te gaan doen jullie dat. Behalve een van de groepsleden. Die doet van allesbehalve werken aan de opdracht, die loopt rond, gaat kletsen, zoekt andere groepjes op. De opdracht moet volgende week af zijn en je weet zeker dat dit groepslid zijn deel niet gedaan zal hebben. Wat doe je?  
2.
Er is een persoon in jullie groep waar je stapelgek van wordt. Niets is goed genoeg. Iedere keer zegt ze dat wat jij doet fout is en doet het dan zelf opnieuw. Nu gaat ze tegen de docent vertellen dat zij eigenlijk het hele project in haar eentje heeft gedaan en dat jij helemaal niet hebt geholpen. Wat doe je?  
3.
Je hele groep heeft het bijltje erbij neer gegooid. Sommige leerlingen waren er niet vanwege ziekte ofzo, en soms waren jullie maar een beetje aan het rondhangen en klooien, en thuis heeft ook niemand iets aan het project gedaan. Jullie zijn echt helemaal niet klaar om het project te presenteren. Het is vandaag woensdag en maandag is het jullie beurt om het project aan de klas en de docent te laten zien. Wat doe je?  
4.
Jullie hebben één iemand in de groep die eigenlijk helemaal niets doet. Iedereen heeft zijn deel af en het wordt echt heel goed. Na 3 lessen heeft ze nog steeds niks gedaan. Wanneer je probeert om haar zover te krijgen dat ze haar stuk gaat doen haalt ze haar schouders op en zegt dat het haar allemaal geen bal kan schelen. Wat doe je?  
5.
Jij en een van de leden van je groep zijn gezworen vijanden. Maar… je moet dit project afkrijgen. Je hebt geen idee wat hij heeft gedaan want hij weigert zelfs maar met je te praten laat staan dat hij laat zien wat hij gedaan heeft. Het ergste is dat je op een gegeven moment samen een poster moet maken. Je ziet hier enorm tegen op. Wat doe je?  
6.
Er is iets rampzaligs gebeurd in jullie groep. Alles ging prima en nu zijn er twee leerlingen die niet meer tegen elkaar praten en zelfs weigeren om bij elkaar in de buurt te zitten om te werken. Iedereen heeft een eigen deel dat ze moeten doen maar nu weet je helemaal niet meer wat er gaande is en wie wat precies aan het doen is. En of alles wel goed verdeeld is zodat alles wat jullie moeten doen ook gedaan wordt. Wat doe je?  
Eigen casussen gebaseerd op praktijk en ervaring

Nabespreken met de hele klas.

Succes

Lucy Reijnen

©Kieresoe